Wie zijn wij

WIE IS DE KOERIER VAN NAVARRA?

Langzaam verworven kennis werkt anders, menselijker en gevoeliger dan ‘instant knowledge’ via apparaten als wikipedia of chat gpt, gehanteerd door het soort ‘geleerden’ die gisteren nog niet wisten wat ze morgen al weer vergeten zullen zijn.

Deze kennisapparaten zijn een bemind speeltuig in de handen van gemakzuchtige poseurs die als de weerlicht producten afleveren als van grote experts. Maar dan niet met respect voor de inhoud of de bron, maar voor het effect op het doelwit en voor de kick van de publicatie. Wees daar maar eens het mikpunt van.

De Koerier van Navarra (°1991) verkreeg zijn naam via de oude postdienst te paard tussen Spanje en Brussel, in de twee eeuwen dat Spanje onze Lage Landen bestuurde. Deze route liep over Rocesvalles in Navarra. Na een postconcordaat met Frankrijk. De culturele vereniging De Koerier van Navarra koestert communicatie tussen hier en ginds, geïllustreerd door de postruiter in ons logo.

We willen een dieper beeld scheppen van het land onder de Pyreneeën. Slechts weinig verkenners doorkruisen het land binnenin, ondanks zijn overdrukke kusten. We doen geen dingen met  een hoog olé-gehalte richting zon, zee en zand.

De idee van de Koerier is langs verhalen, kookdemo’s, publicaties, voordrachten en concerten, de minder bekende Spaanse cultuur toegankelijk en boeiend te serveren. 

De cultuurkring De Koerier van Navarra zetelde tot bij zijn vertrek naar elders in de Leuvense Erfgoedraad en werkt permanent samen met de cateringdienst Pasos Largos.

IVO HERMANS STICHTTE IN 1991 DE KOERIER VAN NAVARRA, SCHRIJFT SOMS BOEKEN EN IS VERTELLER EN VUURMEESTER VAN DE KOERIER VAN NAVARRA.

Het verhaal van de Koerier van Navarra staat opgetekend in De Nomadentijd.
Het boek ‘De Nomadentijd’  (°2018/242 pag. ) is verkrijgbaar als manuscript via info@kovana.com.


WIE IS DE KOERIER VAN NAVARRA

De Koerier van Navarra dankt zijn naam aan de ruiterpost die Spanje verliet via de pas van Roncesvalles in Navarra. Hij blijft een symbool van communicatie langs de oude migratiewegen tussen Iberia en de Lage Landen.

De Koerier van Navarra is  imaginair en naar binnen gericht. Als een land waarvan er geen kaarten bestaan en waar de verbeelding de gids is. Over de bruggen van de tijd. De Koerier drijft op poëzie en is een schuiloord voor herinneringen die weerspiegelen in het nu. Beelden die oprezen uit de lauwe as van de kinderhaard.

Het was de Duende die ons naar Spanje bracht. De beheksing. De vogel van de diepe aarde. Het zwarte beest dat glanst in het middaglicht, maar dat een glinsterende walm van nacht achter zich aansleept. Een walm van nacht, een masker van de zon. Met dingen verborgen achter de dingen.

En met woorden die geen woorden zijn. Zoals de mystieke verzen in de cante jondo, de donkere, intimistische flamenco. Ooit de meest verminkte kunst van Spanje aan de costas. Spanje koestert parels van gevoel waarvan je de beheksing nooit stuk mag denken. Moet je dan geen Spanjaard zijn om dit alles te voelen? Je moet ook geen Amerikaan zijn om de blues te voelen. Nationaliteit is één ding, maar gevoel is een ander.

‘Qué más da’ zei Cervantes. De Koerier van Navarra bemint de toekomst en koestert het verleden die weerklinken in de muziek van steden en havens en doorheen geuren van wijn en schotels. Zoals de schitterende Valenciaanse rijst. Lang één van de meest verminkte schotels van Spanje,die wij in eer willen herstellen en dat ook al dertig jaar doen, doorheen de stroom der seizoenen, in de lieve leegte van het hemelse licht.


Ooit aan de rand van de stad, waar de lucht de huizen raakte.


Ontdek boeken


EEN HERINNERING AAN DE HISPANOFLAMENCOS

Ooit trokken vele Vlamingen naar Spanje om er te werken als kunstenaar, vakman of soldaat. Sommigen verspaansten en men noemde hen de Hispanoflamencos.

In 1991 stichtte Ivo Hermans ‘De Koerier van Navarra’, een kring rond de Hispanoflamencogedachte en de Spaanse cultuur. De naam verwijst naar de oude postdienst te paard die Burgos verbond met Brussel en die nu voortleeft als een communicatiesymbool tussen de Nederlanden en Spanje.

In het begin was het lokaal van De Koerier van Navarra een klein muziektheater waar op bestelling flamencovoorstellingen plaatsvonden. Nu kan men er op aanvraag een demonstratie bijwonen over paella, gevolgd door een diner. Ook proeverijen van bijzondere Spaanse wijnen kunnen op bestelling.

Ivo Hermans is als kunsthistoricus gefocust op Spaanse en Latijnsamerikaanse themas.

Hij publiceerde ‘Duende’, de beheksing, een boek over Andalucía, flamenco en zigeuners. Verder is ook ‘Doce Doncellas’ van zijn hand. Twaalf vrouwenliederen of het witte en zwarte gelaat van de liefde. Recent schreef hij ‘Maskers van de zon’, een verhaal over wijn en stenen. Hermans is al sinds zijn jeugd in de ban van Spanje. Hij schreef zijn archeologenverhandeling, eind jaren ’70, op La Gomera. Later werkte hij vooral in Brussel in de grote tentoonstellingen, onder andere over de Azteken, de Inca’s en Europalia Mexico. In 1991 stichtte hij ‘De Koerier van Navarra’. Sinsdien verzorgt hij historische verhalentochten in het Leuvense Groot Begijnhof rond ondermeer Alva, Farnese en Don Juan de Austria wiens troepen in Leuven verbleven.

Vaak vind je hem terug tussen de stenen ernst van Castilla of tussen de gitanos in Sevilla en Jerez. In het holst van de nacht, omwerveld door schimmen van drift en vergankelijkheid, en versmolten met de zang van de flamenco. We vroegen of je niet een Spanjaard moet zijn om dit alles te voelen. Hij antwoordde dat je ook geen Amerikaan moet zijn om de blues te voelen. Nationaliteit is één ding, maar gevoel is een ander.

Een verteltocht door het Leuvense groot begijnhof met Hermans blijft een belevenis en is telkens anders. De beeldenstorm, de geuzen, de tercios, de mystieke hofjes, de dochter van Austria, Paap Toên, de spin van het Escoriaal, paus Adriaan Boeyens, de inquisitie, de heksenhamer, de bloedraad, de wijn. U kiest maar!

Wie de Koerier ooit bezocht merkte naast het raam de reproductie van de Maria Magdalena van Isenbrandt, die nu prijkt in de kapel van San Gil bij het graf van El Cid in Burgos. En naast de grote spiegel aan weerszijden de twee tegenpolen. De mediamieke zanger Camarón de la Isla en meester Mairena. Aan de overkant, Antonio Nuñez ‘El Chocolate’ en aan zijn zijde de vrouwelijke paus van de soleares, Fernanda de Utrera. Maar de Koerier van Navarra was slechts een schakel in een net van wegen. Dit verzinnebeelden de foto’s naast het relicario op de toog. Een czardasviolist uit Boedapest, muzikanten uit Transsylvanïe en de manouchezigeuners die Sarah la Cali in zee dragen in Zuid-Frankrijk. En aan de overkant in pastelkleuren een portschuit bij Vilanova de Gaia en de foto van de betreurde José do Carmo die zijn eerste Fado in Leuven zong aan de hoek van deze toog. Jaren voor de Portugalhype ontstond. Maar de eerste die men ziet bij het openen van de voordeur, hoog bij de lamp in het midden van de gang is Manolo Caracol, samen met Enrique el Cojo en Niño Ricardo, hét voorbeeld voor Paco de Lucía. Een momentopname uit het smokkelaarsmilieu van El Puerto de Santa María bij Cádiz. Op zulke plaatsen schuilt de echte flamenco. Verborgen, sensueel en gruwelijk. Volop doorvoeld en begrepen. En niet verkrijgbaar in ruil voor een ticket in het circuit van de burgerlijk gemanierde consumptiecultuur in zalen en cultuurcentra. Flamenco krijgt in de Koerier een bijzonder eerbetoon want het is één van de weinige Europese tradities die nog volop leeft en die bezield is met een actuele inhoud. Tegelijk is het ook een uiterst verminkte kunst omdat ze te lang als een folkloristische karikatuur is opgevoerd en spijtig genoeg vaak slechts in die gedaante wordt doorverkocht.

Clichédenkers met een hoog olé-gehalte snapten ons in het begin niet zo goed. Maar ondertussen wordt de Spaanse cultuur bij het brede publiek beter begrepen en tesamen daarmee ook de Koerier. De plaats drijft op poëzie. Het is een schuiloord voor herinneringen die weerspiegelen in het nu. Beelden die oprezen uit de lauwe as van de kinderhaard. Mijn herinneringen bevolken de eindeloze lucht van Spanje. Een wijdse droom waarin ik niet geboren ben noch geankerd maar waarin ik vrij kan zwerven. Spanje koestert parels van emotionaliteit waarvan je de beheksing nooit stuk mag denken.

Het was de duende die me naar Spanje bracht (Ivo Hermans). De beheksing. De vogel van de diepe aarde. Het zwarte beest dat glanst in het middaglicht, maar dat een glinsterende walm van nacht achter zich aansleept. Een walm van nacht, een masker van de zon. Met dingen verborgen achter de dingen. En met woorden die geen woorden zijn.


Ooit aan de rand van de stad, waar de lucht de huizen raakte.


DE NAAM ‘FLAMENCO’, EEN VLAAMSE ACHTERGROND

Het woord flamenco werd al op allerlei manieren verklaard. Aldus een van de oudste maar weinig aannemelijke theorieën zou het een samentrekking zijn van het Arabische falah-menkoum, wat ‘lied van de landman’ betekent.

Een andere verklaring gaat over een mes dat in het Spanje van de 17de eeuw en later bolduque werd genoemd en afkomstig zou zijn uit ateliers in ’s-Hertogenbosch (Bois-le-Duc in het Frans).

De flamencos, teruggekeerde Spaanse soldaten uit Vlaanderen, droegen naar verluidt zulke messen als embleem. Onder hen waren ook gitanos die via hun legerdienst burgerrechten wilden verkrijgen.

Van het bolduque is in onze contreien echter geen spoor meer te bekennen. Experts van het Madrileense Palacio Real menen dan ook dat dit flamencomes met zijn langgerekte S-vorm van Moorse origine is. Rondtrekkende zigeuners en bandoleros in de Andalusische siërra’s droegen het met zich mee. Pas vanaf Carlos III werden alle zigeuners flamencos genoemd en heette hun mes in de volksmond el cuchillo flamenco. Zijn oriëntaalse vorm heeft dus ondanks de naam niets met Vlaanderen te maken.

Slechts één hypothese wordt gestaafd door betrouwbare historische bronnen. In Gent werd in 1500 Carlos geboren, de latere keizer Karel. Na de dood van zijn vader trok hij met zijn hele hofhouding naar Spanje. Zijn lijfwachten waren evenwel Vlamingen, flamencos, rauwe figuren uit het schuttersmilieu met een indrukwekkend postuur. Ze dronken veel, maakten lawaai, vielen de vrouwen lastig en sloegen af en toe een taberna kort en klein.

Keizer Karel en zijn gevolg verbleven een tijdje in Sevilla, waar de Vlaamse adel en het legerkorps kennismaakten met grote groepen hindoes, die na een nederlaag tegen de moslims vanuit Rajastan westwaarts richting Europa waren getrokken. Na een verblijf in Egypte waren ze via Noord-Afrika in Spanje gearriveerd. Ze noemden zich Egipcianos, Egyptenaren. Daaruit ontstond het woord gitano, wat in het Frans gitan werd en in het Engels gypsy. Ze onderscheidden zich van iedereen in Spanje in uiterlijk, taal, kleren en juwelen, dansen en gezang. Met de lijfwachten van keizer Karel hadden ze wel iets gemeen: het waren luidruchtige vechtersbazen en ook hun drankverbruik en interesse in feesten vertoonde overeenkomsten met los flamencos. Vandaar dat de Spanjaarden vonden: ‘Los gitanos parecen a los flamencos’ (de zigeuners lijken – in hun gedrag – op de Vlamingen). De zigeuners beschouwden dit als een eer, want de Vlamingen behoorden tot het koninklijke gevolg. Naarmate de tijd verstreek, verdween de verbinding gitano-flamenco.

Na de scheuring der Nederlanden in 1648 zochten verpauperde Vlamingen een nieuw bestaan onder de Pyreneeën, waar velen van hen verspaansten. Deze Spaanse Vlamingen of Hispanoflamencos brachten verslag over hun belevenissen in Spanje (ook omtrent ‘flamenco’) en gingen daarin Ford, Borrows en Washington Irving vooraf.

Omstreeks 1500 werd ook het startschot gegeven van bijna drie eeuwen roma-vervolging.

Zo mochten zigeuners niet langer als nomaden rondtrekken. In 1633 werd hun taal – het caló – verboden en mochten zij zich niet meer in steden vestigen. De zwartste dag uit hun geschiedenis is Zwarte Woensdag in juli 1749. Op die dag belandde het merendeel van de Spaanse gitanos na een grootscheepse politieactie in concentratiekampen met scheiding der geslachten, wat neerkwam op een zachte genocide. 1783 was een keerpunt. Toen kondigde koning Carlos III zijn Humanitaire Wetten af. Carlos III wilde de roma in de kampen burgerrechten en een paspoort verlenen, waardoor ze het recht zouden verwerven zich in de Spaanse steden te vestigen. Op voorwaarde weliswaar dat ze zich bekeerden tot het christendom, sedentair werden, Spaans zouden spreken in plaats van caló, legerdienst verrichtten en belastingen betaalden. Velen gingen akkoord en werden gitano señorito. De anderen marginaliseerden in sloppenwijken en huttendorpen, de ‘chabolas’ rond de moderne grote steden van Spanje.

De gitanos onthaalden de koninklijke propositie op een tegenvoorstel. Zij vroegen de vorst toestemming om de negatieve term gitano te vervangen door het oude synoniem uit de tijd van Carlos I in Sevilla, namelijk ‘flamenco’. De koning stemde toe. Vanaf toen sprak men niet langer van el pueblo gitano, maar van el pueblo flamenco. Vanaf toen heette ook hun zang el cante flamenco en de dans el baile flamenco. Een eeuw later werd dit alles vervolledigd met de komst van de guitarra flamenca.


Bandoleros

Een belangrijk gegeven in de geschiedenis van Zuid-Spanje is het verschijnsel van de bandoleros. Als verzetstrijders tegen Napoleon worden ze later rebellen tegen de feodale praktijken van de grootgrondbezitters. Dit idealisme onderscheidt de bandoleros van de bandidos, die men overal ter wereld vindt in lompen of met vlinderdas, en die enkel gedreven zijn door zuiver egoïsme.


Het fenomeen van de bandoleros behoort niet tot vergane tijden, maar duurde voort tot na de dood van Franco en is er nog steeds.

De ‘laatste’ beroemde bandolero, Pablo Pérez Hidalgo, gaf zich in de heuvels boven Marbella over aan de autoriteiten pas in 1976, toen koning Juan Carlos de macht overnam in Spanje en de Ferrari’s stilaan slopen naar de Golden Mile.

Een belangrijk gegeven in de geschiedenis van Zuid-Spanje is het verschijnsel van de bandoleros. Als verzetstrijders tegen Napoleon worden ze later rebellen tegen de feodale praktijken van de grootgrondbezitters. Dit idealisme onderscheidt de bandoleros van de bandidos, die men overal ter wereld vindt in lompen of met vlinderdas, en die enkel gedreven zijn door zuiver egoïsme.

Het fenomeen van de bandoleros behoort niet tot vergane tijden, maar duurde voort tot na de dood van Franco en is er nog steeds. De ‘laatste’ beroemde bandolero, Pablo Pérez Hidalgo, gaf zich in de heuvels boven Marbella over aan de autoriteiten pas in 1976, toen koning Juan Carlos de macht overnam in Spanje en de Ferrari’s stilaan slopen naar de Golden Mile. De beroemdste bandoleros waren Curro Jiménez, José María El Tempranillo, Pedro Lacambra, Pasos Largos en de beeldschone Juana la Valerosa.

In dit milieu, met diepe raakpunten met de gitanos, leeft de echte flamenco die nog geen handelswaar is of flets en geprogrammeerd academisme. Anno nu leeft de geest van de bandoleros spijtig genoeg enkel verder langs de obscure smokkelroutes van overzeese ‘mercancia’. Vanaf de havens van Cádiz, Algeciras, La Coruña, Málaga, Almería, Valencia, Barcelona… via Madrid over de denkbeeldige snelwegen van de drugs. Een wereld vol macabere en onthutsende emoties. Maar ook die zijn een aspect van Duende. Dit miraculeuze Lorcaanse toverwoord is eveneens de titel van het flamencoboek door Ivo Hermans, de stichter van De Koerier van Navarra.

location_on Langdorpsesteenweg 184 3201 Aarschot mail_outline info@kovana.com phone 016 23 84 16

Privacy
Algemene voorwaarden

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

{{ newsletter_message }}

x

{{ popup_title }}

{{ popup_close_text }}

x